Amsterdam zal de komst van toeristen moeten omarmen, schrijft Adjiedj Bakas op de opiniepagina van Het Parool. En dat kan prima.
Binnen tien jaar krijgen overheden dertig tot vijftig procent minder aan reguliere belastinginkomsten binnen, zo becijferde futuroloog Wim de Ridder van de Universiteit Twente. Amsterdam kan over tien jaar vier keer zo veel toeristen aantrekken als nu. Budgetairlines bereiden zich erop voor mensen gratis naar steden te vervoeren, in ruil voor een deel van de toeristenbelasting. Ze gaan deals aan met steden die toeristen willen werven.
Omdat alle Europese landen met teruglopende belastingopbrengsten te maken krijgen, ontstaat een wedloop tussen steden. Twee hotelkamers leveren één fulltime baan op, en de verzorgingsstaat is alleen te financieren als er meer belastingopbrengsten, bijvoorbeeld uit toerisme, komen.
Volgens de Wereld Toerisme Organisatie zwermden in 2014 ruim 1,1 miljard internationale toeristen over de wereld. Dat aantal zal groeien naar 1,8 miljard in 2030. Stedentrips maken praktisch altijd onderdeel uit van de reis. New York, dat jaarlijks ruim vijftig miljoen toeristen trekt, verdient daar een kleine 33 miljard dollar aan. Behalve grotere omzetten van hotels, winkels, theaters, musea en noem maar op, betekent dat veel extra werkgelegenheid. Het is dan ook geen wonder dat stadsbesturen de loper uitrollen voor de massaal toestromende stedentrippers.
Beleidsnota
Hoe moeten we hier met deze trend omgaan? De gemeente Amsterdam schreef de beleidsnota Stad in Balans. Wat mij betreft een prima uitgangspunt voor de toekomst. We zien dat de drukte zich nu concentreert op de as Amsterdam CS-Rijksmuseum. Daarbuiten is het (ook in het centrum) redelijk rustig. Een manier om de toenemende drukte de komende jaren te spreiden, is de ‘toeristenas’ te verlengen. De meeste musea stellen maar een klein deel van hun kunstcollecties tentoon. Waarom niet een Rijksmuseum-2 in Noord? Brug over het IJ en de as is verlengd. De Noord/Zuidlijn is straks ook klaar.
Je kunt ook een tweede as voor toeristen aanleggen. In de Spaanse stad Bilbao werd in een achtergebleven stadsdeel het Guggenheim Museum gebouwd. Dat hielp het toerisme te spreiden. Zo zijn er legio ideeën te bedenken om met de aanstaande toeristendrukte om te gaan.
Kijk naar de De Ruyterkade, het stukje achter het CS, tussen het station en de brandweerkazerne. Perfect geschikt om een hele hotelboulevard van te maken, zonder enige overlast, want er woont geen kip. De Chinees-Amsterdamse ondernemer Alex Chang bedacht voor die kade het Amsterdam Town House, dat zich onder meer richt op de creatieve industrie in Pakhuis de Zwijger en de start-ups van Neelie Kroes op het Marineterrein, beide op een steenworp afstand van het centrum. Prima idee, dus geef hem alle ruimte het te doen.
Hotel
Ben ik voor toerisme tegen elke prijs? Natuurlijk niet. Naast mijn kantoor zit hostel Sarphati. Al twintig jaar zit in dat gebouw een hotel, de eerste vijftien jaar zonder overlast. Maar de huidige eigenaar propt het hotel tjokvol jongeren die in mijn portiek hun joints roken en biertjes zuipen, alsof dat de hotellobby is.
Het hostel is de afgelopen twintig jaar steeds doorverkocht. De hotelvergunning van elk hotel moet wat mij betreft gekoppeld zijn aan een eigenaar. Verkoopt die het hotel door, dan moet de nieuwe eigenaar, net als zijn hotelconcept, goed gescreend worden. Jongerenhostels moet je niet in een woonwijk vestigen. Op een bedrijventerrein kan dat prima.
Er zijn Amsterdammers die klagen over de groei in horeca, zeker als het gaat om de ijswinkels. Leuke buurtwinkels verdwijnen en worden vervangen door horecazaken voor toeristen. Maar waarom verdwijnen de buurtwinkels? Omdat de Amsterdammers er niet kopen, maar uitwijken naar webshops. Een goed draaiende buurtwinkel gaat eerder ten onder aan webshops dan aan toerisme. Klagers: koop in je buurtwinkels en garandeer zo hun bestaansrecht. Koop je er niet, dan vallen de buurtwinkels om en kun je kiezen uit leegstand en verpaupering of een horecazaak voor toeristen.
Ik ken mensen uit de hospitalityindustrie die geboren zijn voor hun werk. Ze zijn dienstbaar op een manier die niet onderdanig is. Maar soms krijg je als klant van een Amsterdams terras regelrechte botheid te verstouwen. Ik erger me aan al die bijverdienende studenten die geen enkele passie hebben voor gastvrijheid. En ik ben ervan overtuigd dat dit ons in het buitenland vaak slechte reclame oplevert.
Internationale normen
De duurdere hotels, restaurants en terrassen hebben dit allang in de gaten. Maar een groot deel van de Nederlandse horeca heeft niet in de gaten dat onze gastvrijheid vaak zeer schril afsteekt bij die in de meeste andere landen. Omdat ons land steeds meer toeristen ontvangt en er veel geld valt te verdienen in deze sector, zal ook de hospitalityindustrie een stap moeten maken de komende jaren. Een stap naar internationale normen, zodat de rijke Chinezen en Indiërs, voor wie bediening niet snel te onderdanig is, niet wegblijven op den duur.